Regulering van zorgfinanciering

De door de ziekenfondsverzekering gefinancierde zorg was gebonden aan regels. Deze reglementen werden onder meer in onderhandelingen tussen ziekenfondsbesturen en zorgverleners vastgesteld.
Belangenbehartigers als de lokale afdeling van de NMG en de NMP, maar ook plaatselijke samenwerkingsverbanden tussen ziekenfondsen en zorgverleners, onderhandelden aan het begin van de twintigste eeuw in steden als Utrecht over de voorwaarden en tarieven voor het verlenen van zorg.

Bij de formulering van de definities die in de lokale overeenkomsten tussen ziekenfondsen en zorgverleners werden opgenomen, ging men uit van historische voorbeelden en bestaande praktijken (zoals de uitvoering van bijvoorbeeld de Ongevallenwet 1901), maar werd ook rekening gehouden met toekomstige wetgeving. De Ziektewet, die uiteindelijk in 1930 werd ingevoerd, was bijvoorbeeld voor sommige definities en regels ook vóór de invoering van de wet richtinggevend. De ziekenfondsovereenkomsten waren een onderdeel van de ontwikkeling van verschillende vormen van regulering en standaardisering.

Ziekenfondsen in Amsterdam en Rotterdam behartigden hun belangen gezamenlijk en wisselden administratieve gegevens uit. De Bond van Rotterdamsche Ziekenfondsen gaf een oordeel over de Ziektewetsvoorstellen van Talma en Treub.

Ziekenfondsen met een gemeenschappelijke achtergrond, zoals bijvoorbeeld de onderlinge fondsen, hadden contact met elkaar en overlegden over praktische en strategische zaken. In 1913 werd in antwoord op de plannen rond de Ziektewet Talma en het door de NMG geformuleerde beleid, de Landelijke Federatie ter behartiging van het ziekenfondswezen opgericht.

In de verschillende voorstellen voor een Ziektewet die sinds 1903 werden gedaan, waren regulerende bepalingen en erkenningseisen voor ziekenfondsen opgenomen. De NMG formuleerde in 1908 de voorwaarden waaraan ziekenfondsen moesten voldoen.