De geschiedenis van de Nederlandse zorgverzekering in vogelvlucht

De basisverzekering

Overheid, ziekenfondsen, ziektekostenverzekeraars en vakbeweging waren het er al 1945 over eens dat het bestel van ziekenfonds- en ziektekostenverzekeringen veranderd moest worden.

De exploitatie van de vrijwillige verzekering werd een steeds groter probleem. De ziekenfondsen waren risicodragend voor deze verzekering die gefinancierd werd door nominale premies, zonder overheidsbijdragen. Gezonde, vooral jonge mensen kozen liever voor een goedkopere particuliere ziektekostenverzekering. De pool van vrijwillig verzekerden werd meer en meer gevormd door 'slechte risico's' als bejaarden en chronisch zieken, die niet tot de verplichte verzekering mochten toetreden.

De problemen met de vrijwillige verzekering waren de eerste reden voor behoefte aan verandering van het bestel. Het onderscheid door de ziekenfondsgrens tussen ziekenfonds- en particulier verzekerden was uit de tijd en werd als tweede reden beschouwd.
Maatschappij en politiek wilden de verzekeringen samenvoegen tot een zorgverzekering voor alle Nederlanders. Vanaf 1946 werden vele voorstellen gedaan met namen als 'Het Plan Heerlen" (1946), 'Beperkte Volksverzekering' (1966), 'Algemene Volksverzekering Ziektekosten' (1970) of het Zeven Pijlersplan van Van Rijn (1973).

In 1986 werd door de commissie-Dekker in het rapport 'Bereidheid tot Verandering' een voorstel gedaan tot een basisverzekering, waarbij verzekeraars moesten concurreren om de gunst van de verzekerde. Beperkte marktwerking met prijsconcurrentie tussen verzekeraars en zorgaanbieders moest de zorg goedkoper en financieel beter beheersbaar maken.
De voorstellen van de commissie-Dekker hebben na 20 jaar discussie en pogingen geleid tot de nieuwe basisverzekering curatieve zorg volgens de Zorgverzekeringswet van 1 januari 2006.


Meer informatie over de geschiedenis van de Nederlandse zorgverzekering vindt u in de Erfgoedgids.