Zeven typen fondsen

Rapport der commissie benoemd om een onderzoek in te stellen naar de inrichting van ziekenfondsen en vast te stellen, aan welke eischen een ziekenfonds behoort te voldoen', Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 1900, pp. 457-465.

Het rapport stelde vast dat er in Nederland zeven typen fondsen te onderscheiden waren.

Type A. Doktersbussen, d.w.z. contracten al of niet geschreven, tusschen dokter en patiënt, zonder inmenging van anderen.
Type B. Ziekenfondsen, die bestuurd worden door dokters en apothekers, a. met contrôle en b. zonder contrôle.
Type C. Ziekenfondsen, die bestuurd worden door Departementen van de Maatschappij tot Nut van het Algemeen, Plaatselijk Nut, Zedelijk Lichaam, Stichting (met regenten), Burgerlijk Armbestuur, Diaconieën of door een commissie van aanzienlijke ingezetenen; fondsen dus, waar doktoren en fondsleden bestuurd worden door een onpartijdig collegie.
Type D. Ziekenfondsen, die bestuurd worden door geneesheeren, apothekers en belanghebbende leden, waar dus èn doktoren èn patiënten een stem in het kapittel hebben.
Type E. Ziekenfondsen, die bestuurd worden door de leden, en waar dus doktoren en apothekers ondergeschikt zijn aan de belanghebbenden; hieronder moeten gebracht worden: onderlinge waarborgfondsen (voor zoover zij zich met ziekenbehandeling inlaten), werklieden- of vakvereenigingen, coöperatieve vereenigingen, gildefondsen, enz.
Type F. Ziekenfondsen aan groote industrieele instellingen, waar doktoren verantwoording schuldig zijn aan een patroon of directeur.
Type G. Particuliere ondernemingen, waar één persoon of een combinatie van meer personen als makelaar optreedt tusschen doktoren, apothekers en patiënten en waar natuurlijk de voordeelen dier fondsen voor een groot gedeelte in de zakken der makelaars terecht komen.