Regionale Commissies van Toezicht

Het doel van de Regionale Commissies van Toezicht (RCvT) was om de kosten van de zorg te beheersen en om het contact tussen de ziekenfondsen en de zorgverleners te versterken. De RCvT werden op initiatief van de Centrale Commissie van Toezicht (CCvT) ingericht.

Volgens de Leidraad voor het werk in de commissies van toezicht van de CBOZ moesten de RCvT bewijzen dat het ziekenfondswezen in het na-oorlogse maatschappelijke bestel 'zijn dienende functie' voor de verzekerden/patiënten kon voortzetten en dat deel van de volksgezondheid kon blijven dienen dat tot zijn 'historische taak' kon worden gerekend.

Er was wel sprake van een stok achter de deur. 'Indien de algemene ziekenfondsen niet de nodige samenwerking kunnen opbrengen, zowel op het terrein van de commissie van toezicht als op het gehele terrein van hun werkzaamheden, dan bestaat de kans, dat de overheid gaat ingrijpen.'

Opvattingen over het vrije beroep van arts en apotheker mochten er niet toe leiden dat zij zich op grond daarvan aan hun maatschappelijke plichten zouden onttrekken. 'Het bedrijfsleven, ja het gehele Nederlandse volk, heeft er belang bij, dat de voor geneeskundige verzorging beschikbare bedragen zo goed mogelijk worden besteed.' Volgens J. Landman (vakbondsvertegenwoordiger in de Ziekenfondsraad) had het bedrijfsleven veel belangstelling voor het werk van de RCvT.

In een Inleiding uit 1957 schreef de voorzitter van de Commissie van Toezicht Utrecht, E.H. van Leeuwen, dat de vertraging bij het tot stand komen van een nieuw bestel te wijten was aan weerstand onder ziekenfondsen en artsen die mede voortkwam 'uit een soort achterdocht tegen alles, wat “van bovenaf” komt'. Dit wantrouwen werd volgens hem gevoed door het uitblijven van allerlei 'noodzakelijke initiatieven van het centrum'. 'Wil men samenwerking tussen ziekenfondsen en medewerkers [artsen en apothekers] werkelijk op een hoger plan brengen (...) en met name de medewerkers werkelijk doen leven in de eisen, die een efficiënte uitvoering van de gezondheidszorg stelt, dan mogen wij van de Centrale Commissie, - Organisaties, - Raden, wat meer élan verwachten, wat meer directe benadering van de individuele werker.'

Het bestaan van centrale organen werkte remmend op het werk van de lokale organisaties omdat de betrokkenen de ontwikkelingen afwachtten. Als gevolg daarvan was van het tegengaan van verspilling door medewerkers 'nog niets te bemerken en is van een streven om de medewerkers uiteen te zetten, niet dat maar hoe zij zuinig met de ziekenfondsgelden moeten omspringen' nog weinig gebleken.

De kosten van de RCvT werden voor de helft door de medewerkers en voor de andere helft door de ziekenfondsen opgebracht. Ze moesten bestaan uit acht medewerkers en acht vertegenwoordigers van ziekenfondsen. De voorzitter werd bij toerbeurt uit een van de beide groepen aangewezen of er werd een onafhankelijk voorzitter aangezocht. De RCvT deden van hun werkzaamheden verslag aan de Centrale Commissie van Toezicht (CCvT).

In 1956 werd de Utrechtse CvT omgevormd tot de Regionale Commissie van Toezicht Utrecht (RCvTU).