Proeve voor een Armenwet uit 1828

In de jaren twintig van de negentiende eeuw was er veel kritiek op het functioneren van de armenzorg. De diaconiën en de bijzondere instellingen van liefdadigheid protesteerden tegen de inperking van hun bewegingsvrijheid. Volgens anderen werd er te weinig naar de oorzaken van armoede gekeken. Daarnaast kon niemand uit de voeten met de Wet op het domicilie van onderstand die regelde waar de arme een beroep op hulp kon doen. De minister van Binnenlandse Zaken ontving in 1828 een Proeve voor een Armenwet. Deze Proeve werd door D.J. ten Zeldam Ganswijk gepubliceerd.

Over de te nemen maatregelen ter voorkoming of leniging van de armoede
De Burgerlijke Maatschappij, vertegenwoordigd door de Regering [Uitvoerende en Wetgevende magten], is verpligt, om, door wettige maatregelen, de armoede zoo veel mogelijk voor te komen of te lenigen.
Onder die maatregelen zijn te rangschikken:
vermindering der openbare lasten [Ten Zeldam denkt aan een wijziging van de belasting op dienstboden en op de eerste levensbehoeften];
ondersteuning van handel, scheepvaart, fabrijken en andere takken van nijverheid;
ontginning van woeste gronden;
nuttige openbare werken;
toezigt op arbeid en arbeidsloon;
toezigt op de wijze van beheer der armenaangelegenheden;
zorg voor het lot der kinderen van armen en onvermogenden;
uitbreiding der kolonien van weldadigheid;
wering der openbare bedelarij
aanmoediging van de landverhuizing naar de buitenlandsche bezittingen van den Staat;
en boven alles
opregte bevordering van Godsdienst, beschaving en maatschappelijke deugden bij alle standen.

Over onderstand, uit het beginsel van liefdadigheid te verleenen, en over het domicilie van onderstand
De arme, als zoodanig, verkrijgt door voormelde bepalingen geen regt op onderstand [men onderstelt dus hier, dat hij arbeiden en werk vinden kan].
De nader te vermelden armvoogden kunnen echter, na gedaan onderzoek, verklaren, dat het uitreiken van onderstand uit het beginsel van liefdadigheid, noodig is [ook werklozen kunnen volgens Ten Zeldam steun nodig hebben en dat werd in verschillende KB's erkend].
Waar geene opneming en verzorging in de daarvoor bestemde armengestichten in aanmerking komt, bepaalt men zich tot eene ondersteuning der huisarmen. Zoodanige onderstand kan in geld, - doch zal bij voorkeur in eetwaren, brandstoffen en andere noodwendige levensbehoeften, verstrekt worden.
Zucht tot bedelarij, luiheid en zedelooze gedragingen van den arme, zijn redenen voor de armvoogden, om hem niet te ondersteunen.
De plaats, alwaar onderstand moet worden verstrekt, zoodra tot dien onderstand door de armvoogden besloten is, heet domicilie van onderstand.
Dat domicilie is de geboorteplaats van den arme, zoo lang hij dit niet, uit krachte van de wet, elders zal hebben verkregen.
Hij verkrijgt dit elders, als hij, op het oogenblik zijner behoefte aan onderstand, in eene andere gemeenten dan zijne geboorteplaats woonachtig is, en in die andere gemeente het laatst gedurende één vol jaar zijn verblijf zal hebben gehouden [Ten Zeldam vindt een jaar een verbetering ten opzichte van de vier jaar van de Wet op het domicilie van onderstand van 1818, maar liever zag hij de verblijfplaats in plaats van de geboorteplaats als domicilie van onderstand].

Over de Diaconien en algemeene Armbesturen
Het besluit tot het verstrekken van den onderstand der liefdadigheid, moet uitgaan van de armvoogden der woonplaats van den behoeftige; zijnde de Diaconien en algemeene Armbesturen. De Diaconien komen in aanmerking, als er sprake is van ondersteuning van leden der kerkelijke gemeente, waartoe de Diaconie behoort, en van de vrouwen en minderjarige kinderen dier leden, indien deze vrouwen en kinderen onder dezelfde gezindheid zijn te rangschikken.
Als een vrouw en een gedeelte der kinderen tot eene andere gezindheid behooren, zal de vrouw de noodige ondersteuning van de Diaconie dier gezondheid erlangen, en zullen de midnerjarige kinderen, in verhouding tot hunne behoefte en hun aantal door de Diaconien der twee of meer betrokken kerkelijke gemeenten worden ondersteund.
Bijaldien echter al de kinderen door de ouders voor eene en dezelfde gezindheid worden opgeleid, zal de Diaconie dier gezindheid den onderstand van deze kinderen op zich nemen.
De algemeene armbesturen, waar die bestaan, of de plaatselijke besturen, als voor die armbesturen wettig optredende, zijn belast met de zorg voor de ondersteuning van personen, niet tot de leden eener kerkelijke gemeenten behoorende, en van de in gelijk geval verkeerende vrouwen en de minderjarige kinderen dier personen.

Over de handelingen der armvoogden, in gevallen van uitzondering op den algemeenen onderstands-regel
Zoodra door armvoogden van de woonplaats de noodzakelijkheid verklaard is, om onderstand te verleenen aan eenen behoeftige, wiens domicilie van onderstand, uit kracht der geboorte elders gevestigd is, geven zij daarvan kennis aan de armvoogden dier geboorteplaats, ten einde door deze de aard en het bedrag van dien onderstand zou kunnen worden bepaald.
Indien noodig, wordt door armvoogden der woonplaats, in afwachting van het antwoord van die der geboorteplaats, op grond van eigen oordeel en overtuiging, in de eerste behoeften van den arme voorzien. (...)

Over het beroep van armvoogden op de burgerlijke gemeente
Als de diaconien of de algemeene armbesturen vermeenen eenige bijdrage uit de fondsen der burgerlijke gemeente te moeten vragen, doen zij daartoe eene behoorlijk gemotiveerde voordragt aan den Raad der stad of gemeente.
De Raad geene termen vindende tot inwilliging der voordragt, hetzij geheel of gedeeltelijk, zendt die, met een naauwkeurig en wel ontwikkeld preadvies, aan Gedeputeerde Staten, die finaal beslissen.

Over het financieel beheer, zoo van gesubsidieerde als van niet gesubsidieerde armbesturen en instellingen van liefdadigheid
De diaconien beschikken vrij:
1. Over de aan haar bij testament vermaakte, of op andere wijze door haar wettig verkregene inkomsten.
2. Over de opbrengst der collecten, welk in de kerken hunner gemeente, of aan de huizen van de leden dier gemeente, ten behoeve van de diaconie-armen worden gedaan, en over de opbrengst van alle andere liefdegaven.
3. Over de door het stedelijk of plaatselijk bestuur verleende subsidien.
De algemeene armbesturen, geene eigene inkomsten hebbende, zullen tot het uitreiken van onderstand, door algemeene collecten aan de huizen der ingezetenen of andere vrijwillige giften, en door subsidien uit de kas der burgerlijke gemeente, worden in staat gesteld.
Armvoogden, die subsidien ontvangen, zijn gehouden tot verantwoording aan de subsidierende burgelijke gemeente.
Liefdadige instellingen, niet begrepen de diaconien of algemeene armbesturen, zijn vrij in hare handelingen, maar kunnen ook geen aanspraak maken op ondersteuning van eenig algemeen, gewestelijk of plaatselijk gezag.

Over het opheffen van verschillen, en over de afschaffing van vroeger gewerkt hebbende verordeningen
Verschillen, bij de uitvoering of toepassing van de tegenwoordige wet ontstaande, zullen door Gedeputeerde Staten, en, in geval niet in hunnen uitspraak mogt worden berust, door den Koning worden beslist.
Alle vroeger gewerkt hebbende algemeene bepalingen, gelijk mede alle vroeger verleende acten van indemniteit, van readmissie en dergelijke, worden beschouwd door de tegenwoordige wet te zijn vervallen.

D.J. ten Zeldam Ganswijk, Bijdragen tot de geschiedenis van het staatsbestuur in ons vaderland en meer bijzonder in het gewest Zuid-Holland, gedurende de jaren 1813 tot en met 1845, deel 2, (Dordrecht 1849), pp. 129-132, 201-207 (zoek via google).

Zie ook:

Overzicht van Armverslagen en Armenwetten.

Medische armenzorg.

Voorbeeld tabellen Armverslagen in verband met informatie over medische armenzorg.

Verenigingen voor armenzorg en armoedepreventie in de negentiende eeuw.

W. Kingma en M.H.D. van Leeuwen, Verslagen omtrent het Armwezen en statistiek van de sociale zorg in Nederland, 1814-1964 (pdf).

www.geveninnederland.nl

Rapporten betreffende ziektekostenverzekeringen uit de periode: