De ziekenfondsen in Nederland (1895)

Een commisie van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen bracht in 1895 een rapport uit over de ziekenfondsen in Nederland. De commissie bestond uit prof. W. Stoeder, dr. C.J. Snijders, dr. G.P. van Tienhoven en mr. D.A. Ribbe.
Het rapport bevatte een 'Algemeene lijst der ziekenfondsen'.

De commissie maakte het voorbehoud dat de lijst niet volledig was. De ziekenfondsen hielpen bij de voorziening van medische hulp (medicijnfondsen) en ondersteunden bij gederfde inkomsten (ondersteuningsfondsen). Sommige fondsen boden beide vormen van hulp. Er werden 650 fondsen opgenomen waarvan er 198 alleen hulp in natura gaven, 339 hulp in geld en 116 beide.

Commissielid Snijders verschilde met de overige leden van mening over de eisen waaraan een goed ingericht ondersteunings- of ziekengeldfonds moest voldoen. Hij zette zijn opvattingen uiteen in een bijvoegsel bij het rapport. Een goed ziekenfonds sloot volgens Snijders persoonlijk winstbejag bij de besturen uit, erkende de rechten van ieder medelid en behartigde alle belangen. 'De vruchten toch door dusdanige instellingen afgeworpen behooren in de eerste plaats ten goede te komen aan hare zieke ingeschrevenen, voor wie zij inderdaad bestemd zijn; er moet te allen tijde op de best mogelijke wijze worden voorzien in hunne vele en velerlei behoeften en zulks gepaard gaande met een billijke belooning van de aan die fondsen verbonden deskundigen.' Snijders wilde dat inrichting, werking en toezicht op de ziekenfondsen bij wet zouden worden geregeld. Het beheer van de fondsen hoefde niet in overheidshanden te komen, 'wel, daarentegen, nauwlettende zorg voor stipte naleving van in te voeren doelmatige wetsbepalingen op dit gebied. Commissiën of raden van toezicht zijn voor den goeden gang van zaken veeltijds wenschelijk, zoo niet onmisbaar'. In de besturen behoorden deskundigen zitting te hebben.

Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, De ziekenfondsen in Nederland, (Amsterdam 1895)

C.J. Snijders, De Ziekenfondsen in Nederland. Hunne gebreken, hunne verbetering. Niet-officieel bijvoegsel tot het Rapport der Nuts-Commissie over die instellingen, (Middelburg 1895)