Het Kapitaal

Het notulenboek van het ziekenfonds Werkmans-Voorzorg uit 1879 begon met een bijzondere inleiding door Th. Camminga.

Hieronder staat een transcriptie. Links naar scans van het origineel zijn opgenomen.

Th. Camminga, volontair bij de Instrucktie Compagnie Alhier te Schoonhooven

Het Kapitaal

Bladzijde 1

Er is in den hedendaagsche maatschappij een toestand van gisting en woeling waar te nemen, weldadig zeker in de gevolgen, zooals dergelijke onmiskenbare teekenen van leven steeds bleken te zijn, onrustbarend en onheilspellend, voor benauwde harten en kortzigtige oogen, maar bovenal de aandacht waard, van ieder, die belang heeft bij het algemeen welzijn.
En dat hebben wij allen zonder onderscheid, en van hen die invloed oefenen op den loop van het ontwikkelingsproces van het ’t maatschappelijk leven, ’t welk wederom ieder nagenoeg in zijn kring in meerder of mindere mate kan doen. Strijd tusschen arbeid en Kapitaal is de ongelukkig gekozen naam, die men aan ’t bedoelde verschijnsel gegeven heeft, ’t verschijnsel op zichzelf is geenszins nieuw; zoolang de maatschappelijke samenleving al heeft geduurd, zoolang er onderscheid van aanleg, stand en rang geweest is heeft het zich van tijd tot tijd voorgedaan. Maar ’t is daarmede, als met alle groote vraagpunten, die de grondslagen uitmaken van ’t programma der ontwikkeling van de menschheid op aarde zij komen van tijd tot tijd aan de orde worden druk bediscussieerd en zonder ooit voldoende opgelost te worden toch telkens een stapje nader tot de reine waarheid der volmaking gebragt.

Bladzijde 2 en 3

Bestaat er werkelijk strijd tusschen den arbeid en het Kapitaal, of, wat men eigenlijk bedoelt, tusschen ons die moeten werken voor ons onderhoud en van hun die kunnen laten werken en desniettemin zich kunnen onderhouden? Wat is er van die strijd is ’t Kapitaal iets dat als een vijand beschoud wordt en het grootste deel der menschheid knoet, of is het een schijnvijand misschien is het wel een weldoener der menschheid? Wat hier van zij dringt, dunkt mij in de eerste plaats kennismaken met dien vijand, zooals ik het voorlopig zal noemen, het is altoos goed als men weet met wie als wij het te doen hebben eer men het zwaard trekt en men begint te houwen en te steken. Die kennis geeft zelfvertrouwen en moed. Gewoonlijk denkt men, al er gesproken wordt van Kapitaal aan geld, klinkende munt, Goud of Zilver of nog al meer populaire couponnetjes. Deze gedachte is wel te verklaren, omdat inderdaad het Geld in de maatschappij zulk een groote rol speelt. Het geld is werkelijk slechts een zeer ondergeschikt deel van het Kapitaal, zoo ondergeschikt, dat sommige staatshuishoudkundigen, ’t zelfs niet tot het eigenlijke Kapitaal rekenen maar een geheel afzonderlijke plaats aan toewijzen in ’t maatschappelijke stelsel, zooals ook het practische leven geheel andere diensten bewijst aan hetgeen wat eigenlijke Kapitaal maakt.

Als we optellen wat er tot de welvaart van den mensch tot zijn aards geluk zoo nodig is dan vinden wij dat dit alles neerkomt op deze hoofdzaken: voedsel kleeding woning als stoffelijke zaken nog een menigte genietingen van den geest en zinnen, die tot de onstoffelijke zaken behooren.
Naarmate zij in ontwikkeling en beschaving vorderen openbaarde zich het verschijnsel, dat zij hulpmiddelen uitvonden om gemakkelijker, spoediger en overvloediger in hun behoefte te voorzien, dat zij bovendien gedurig meer en nieuwe behoeften leerden kennen, en eindelijk, dat zij als door instinkt er op uit waren om altoos meer voort te brengen dan zij tot vervulling van hunne persoonlijke behoeften nodig hadden. Zoo werd niet langer, als in den beginnen, iedere dag verzameld en verteerd wat men voor den dag nodig had; maar er werd meer en meer voortgebragt dan men diereckt nodig had en zoo werd er een begin gemaakt met sparen.
De israelieten in de woestijn verzamelden het manna bij den dag omdat moses, het in Zijn Politiek goed vond hen bij de dag te leeren leven; wij weten dat zij zich daar instinctmatig tegen verzet hebben, hoezeer zij ook ’t bevel als van God gegeven beschouden. En dit verschijnsel was zeer natuurlijk want de min of meer beschaafde mensch wordt steeds gedreven naar productie voor de Toekomst en naar ophooping en te besparen hetgeen hij kan voortbrengen

Bladzijde 4 en 5

als hij maar loon naar werk ontving en zijn regt geeerbiedigt werd en zijn veiligheid verzekerd blijft.
De straks opgenoemde noodzakelijke behoeften des levens voedsel, kleeding, woning, zijn niet voor besparing vatbaar. Levensmiddelen mogen bespaard kunnen worden voor een zekeren tijd – op zichzelf geeft het niets om, b.v. voor een gezin twintigmaal zooveel levensmiddelen te bewaren als ’t gezin voor een winter nodig van node heeft, in de werkelijkheid geschiedt, dit dan ook niet, dit kan ook niet, men bespaart of bespaart niet de Cumsumtie artiekelen, maar men bespaart de middelen om zich deze artiekelen te verschaffen. Dit geschiedt door ruiling van de Produkten, die men door den arbeid heeft voortgebracht, en zoo komt men door besparing in ’t bezit van gereedschappen: en werktuigen werkplaatsen, en magazijnen schepen wagens vee landerijen, zaadkoren, zaden, boeken, instrumenten wegen, bruggen, dijken, openbare gebouwen, kortom van al dat geene wat men de Totale bezittingen van een volk en ’t algemeen van de beschaafde menschheid kan noemen. Wij moeten hier nog bijvoegen eniege onstoffelijke zaken, bestaande in talenten, vermogens, bekwaamheden en kunstvaardigheden die de mensch door onderwijs vorming

en oefening tot zijn opgespaard eigendom kan maken.
Dit alles nu is kapitaal. Door kapitaal verstaat men dus al die voortbrengselen van vroegere nijverheid of vroegeren arbeid, die gespaard zijn om later weer tot voortbrenging van nieuwe produkten, te kunnen dienen.
’t Kapitaal is in den Zekeren Zin de arm, waarmede de geheele menschheid als een enkel wezen beschoud de vruchten plukt van de boom des levens dien de natuur heeft geplant, en doet groejen. Naar gelang het Kapitaal toe neemt, en beter wordt aangewend wint de arm in vlugheid en spierkragt, zoodat zijn ontwikkeling tred houdt met de steeds aanwassende groote ligschaam.
Daar zoo als wij gezien hebben, het kapitaal moet dienen, als hulpmiddel, bij de voort brengen der comsumtie artiekelen maar dan is het nog al verschillend hoe het wordt aangewend.
Alle menschelijke genietingen zijn niet eeven nuttig en noodig. Een Romeins Keizer moest op tafel hebben een gerecht van Pauwentongen: het Kapitaal aan te wenden tot de produktie van zoo iets is groote dwaasheid: want hetzelfde kapitaal had hem misschien hondert Runderbouten

Bladzijde 6 en 7

Kunnen bezorgen waarmede hij vast beter zou gevoed zijn, terwijl honderden anderen er ook nog van hadden kunnen genieten.
En hoe vele Duizenden worden er niet aangewend aan buitensporigheden door de alcohol.
Nederlansche Werkman maakt strikte hierin met uwe makkers, wees internatieonaal hierin en laat allen het over de wijde wereld het doen een Kapitaal zoo groot, dat wij het wis niet ineens zonder fout kunnen uitspreken zal daardoor vrij komen en ons niet onder de bezitters behoeven te buigen en beschikbaar stellen voor een waardig nuttige industrie.
Als wij de Zedelijke grondbeginselen in toepassing brengen, op stoffelijke menschelijke zaken – en zoo behoort het eigentlijk ook te zijn dan zien wij dat overleg, eenvoudigheid en degelijkheid de moeders zijn van het Kapitaal, en dat hoe de uitterlijke schijn daarmede in strijd mag zijn, de weelde in de gedaante van verfijnd, overdadig, onnatuurlijk, onzedelijk genot steeds aan ’t Kapitaal knaagt, en ‘t vermindert, want ‘t aan de Productie van overdreven weelde behoeften gewijde kapitaal

zou aangewend kunnen worden tot voortbrenging van veel goedkoper en toch ook zeer voldoende zou zijn voor grondstof voor kleeding.
’t Kapitaal het is gereedschap om zoo eens te noemen, is wel goed maar de handen die er mede werken zijn niet altoos even bedreven, en geoevend genoeg. Met het zelfde penseel, waarmede genialen schilder een meesterstuk op het doek tooverd, zal een onervaren dom mensch zich slechts handen en Kleeren bekladden, dat is een kwaal onzer maatschappij.
Het Kapitaal is niet de vijande van menschen bepaald ook niet van ons werkende stand, integendeel het is ons vriend, want wij moeten er maar met door de wereld en die het Kapitaal vloek weet niet eens wat geestiskind hij is.
Maar trachten wij er naar dat wij zoo klein het ook zij kapitaal magtig te worden want het is macht en als wij het eenmaal hebben dan doen wij wonderen.

Ziekenfonds “Werkmans-Voorzorg” Harlingen

Notulenboek 30 april 1879 – 3 december 1881

Te vinden bij het Kenniscentrum Historie Zorgverzekeraars.